Mellah, in Marokko, is de ommuurde wijk van sommige steden waar de Joodse minderheid werd gedwongen om te leven in een dominante Moslimcontext, hoewel ze religieuze vrijheid en vrij autonomie hadden. Van verschillende oorsprong en met verschillende kenmerken, werden ze allemaal geïsoleerd van de stad, maar ze herschepten dezelfde stedelijke structuur. Ze toonden de uitoefening van de macht in het pre-koloniale Marokko; elke nieuwe dynastie creëerde een exclusieve wijk voor Joden, minderheid dhimmi, volgens de islamitische wet, die onder de bescherming van de Sultan. Het leven in de mellah (niet te vergelijken met het Europese getto) leidde tot een specifieke Joods-Marokkaanse identiteit, evenals zijn complexe relatie met de moslimgemeenschap in de Medina. Beide ruimtes vormen een enkele structuur van coëxistentie, manifestaties, niet zo verschillend, van hetzelfde verhaal dat op verschillende manieren van invloed op beide gemeenschappen.Het concept van islamitische stad werd gesmeed door de Franse oriëntalisten van Alger, die onder de koloniale geest verdedigden dat de “stedelijke wanorde” een gevolg was van sociale desorganisatie; Mellah segregatie zou een ander effect zijn. In dit vooropgezette en simplistische schema zijn minderheidsgemeenschappen marginale uitzonderingen op de ‘ware essentie’ van de Moslimstad. De volgende geleerden, hoewel elke stad in zijn context, en het erkennen van de verschillen in samenlevingen waaruit ze waren samengesteld, zelden keek naar de interactie en invloed tussen mellah en medina.